Proverbs 20

De dwaas heeft weliswaar geld genoeg om wijsheid te kunnen kopen, maar hij heeft er niets aan. Het ontbreekt hem gewoon aan verstand.
1Een echte vriend blijft altijd een vriend en in de tegenspoed blijkt de ware vriendschap.
2Alleen een onverstandige stelt zich met een handslag borg voor zijn naaste.
3Wie van ruzie en onenigheid houdt, geeft blijk van liefde voor de zonde. Wie boven zijn stand leeft, staat een diepe val te wachten.
4Wie onbetrouwbaar is, kan niet gelukkig worden. Wie zondigt door wat hij zegt, stort zich in het ongeluk.
5Wie een zot verwekt, zal dat berouwen en er is weinig vreugde weggelegd voor de vader van een dwaas.
6Een blij hart doet het lichaam goed, maar een ontmoedigde geest maakt ziek.
7De goddeloze laat zich omkopen om het recht geweld aan te doen.
8Een verstandig mens is aan zijn gezicht te herkennen, maar de ogen van een dwaas dwalen alle kanten op.
9Een onverstandige zoon doet zijn vader verdriet, hij is een bitter verdriet voor haar die hem ter wereld bracht.
10Het is al niet in de haak een rechtvaardige te beboeten, laat staan een prins te laten slaan.
11Iemand die zijn verstand goed gebruikt, houdt zijn tong in bedwang, hij is bedachtzaam en scherpzinnig.

12 Want een dwaas die zijn mond houdt, wordt voor wijs gehouden. Zolang hij zijn mond houdt, denkt men dat hij verstandig is.

13 14Iemand die meent het alleen te weten, zoekt zijn eigen voordeel, hij verwerpt de wijze raad van anderen.
15De dwaas heeft geen behoefte aan verstand, zijn dwaze hart ligt open.
16Met de goddeloze komt ook de verachting en met de misdaden komt de schande.
17Een verstandig man zegt diepzinnige dingen, de bron van wijsheid voedt een beek die nooit droogvalt.
18Het is niet goed om in een rechtszaak een schuldige onschuldig te verklaren en daardoor een oprecht mens te benadelen.
19De dwaas veroorzaakt ruzie, zijn woorden hitsen op tot handgemeen.
20Zijn grote mond breekt hem op en hij raakt verstrikt in zijn eigen woorden.
21Naar de woorden van een roddelaar wordt gretig geluisterd, zij glijden zachtjes naar binnen en zetten zich vast in het gemoed van de toehoorders.
22Een luiaard is net zo erg als een man die zijn geld over de balk smijt.
23De Here is een sterke toren, zijn naam is kracht. De rechtvaardige zal bij Hem zijn toevlucht zoeken en veilig zijn.
24Een rijke voelt zich sterk door zijn bezit, hij maakt zichzelf wijs dat zijn geld hem beschermt zoals een hoge muur.
25Wie hooghartig is, komt ten val, maar nederigheid wordt altijd gevolgd door eer.
26Wie antwoord geeft voordat de vraag is uitgesproken, wordt als een dwaas beschouwd.
27Een moedig hart is de mens tot steun, zowel in geestelijk als lichamelijk lijden, maar wie zal een ontmoedigd hart tot steun zijn?
28Wie verstandig is, wil toenemen in kennis, hij is gespitst op wijze woorden.
29Een goed geschenk geeft iemand de ruimte en opent deuren naar vooraanstaanden.
30De eerste pleiter in een rechtszaak schijnt gelijk te hebben, maar de woorden van de wederpartij werpen pas volledig licht op de zaak.
Copyright information for NldHTB